De antisemitische ervaringen van een religieuze Jood in Nederland

Manfred Gerstenfeld interviewt Chaim Shmuel Nisan.

In 2008 studeerde ik Hebreeuws in Amsterdam. Om in mijn levensonderhoud te voorzien, werkte ik in een supermarkt dichtbij de Dam, het belangrijkste plein van de stad. De winkel maakte deel uit van de grote keten Albert Heijn, een heel goede werkgever. Ik vulde op de groenteafdeling de vakken. Ik droeg een keppeltje, maar geen ultraorthodoxe kleding, zoals ik later deed. Als ik aan Nederland terugdenk, werd ik daar heel vaak verbaal aangevallen en vaak zelfs met moord bedreigd. Ik raakte echter nooit lichamelijk gewond.

In de supermarkt werden de meeste antisemitische incidenten door onze Marokkaanse klanten veroorzaakt. Ze uitten beledigende opmerkingen of scholden me uit. Vaak waren ze lichamelijk intimiderend. Ze riepen een groot aantal vloeken zoals “kanker Jood” en “Hamas, Hamas, Joden in het gas”. Enkele Marokkanen gaven me de Hitlergroet. Anderen zeiden niets, volgden me echter op een storende manier. Gemiddeld vonden er in een week twee tot drie van zulke incidenten plaats. In de minder dan een jaar tijd die ik in de supermarkt werkte, vonden er minstens honderd van zulke incidenten plaats. Ik dacht er echter niet aan om hierover een klacht in te dienen bij het CIDI of een andere externe groepering.

Het aantal incidenten nam sterk toe, vooral tijdens het islamitische Suikerfeest. Oen kwamen de Marokkanen in feestelijke kleding onze winkel binnen. Ik werd constant beledigd en diende hierover meerdere keren een klacht in bij mijn chef. Hij was altijd vriendelijk en attent en had mij een baantje gegeven in de wetenschap dat ik een keppeltje draag. Toen de situatie bedreigend werd, liet hij iemand anders op dezelfde plek werken waar ik werkte. Het kwam nooit tot lichamelijke confrontaties, want er zijn bewakingsmensen, die onmiddellijk ingrijpen als er iets gebeurt en diegenen, die mij aanvielen, wisten dat.

Ik had ook Marokkaanse collega´s. Ze praatten nooit met me, keken me nauwelijks aan. Ze konden niet meer doen, omdat ik dan een klacht bij mijn chef ingediend zou hebben, wat voor hen gevolgen gehad zou hebben. In deze supermarkt werkten ongeveer 20 mensen met een migratieachtergrond. Er waren geen problemen met Turken, Antillianen, Spanjaarden of Portugezen. Ik had alleen maar problemen met Marokkanen.

Met sabbat ging ik vaak naar Rotterdam. Om bij de synagoge te komen, moesten we door een wijk waarin veel Marokkanen woonden. Elke sabbat werden we minstens twee tot driemaal uitgescholden. Al deze ervaringen hadden we met Marokkanen.

We hadden een positieve ontmoeting met jongeren van de Antillen. Ze zagen onze keppeltjes en vroegen: “Zijn jullie Israëli´s?” We legden uit dat we geen Israëli´s, maar Joden waren. Ze zeiden: “Dat is klasse.” Ze zagen dat we Hebreeuwse gebedsboeken bij ons hadden en vroegen of we deze konden lezen. Dat vonden ze heel interessant.

In Amsterdam was ik enkele malen op sabbat te gast bij iemand die in het westelijke deel dichtbij de synagoge woonde. Ook daar werden we regelmatig beledigd. De aanvallers maakten gebaren of riepen dat ze ons zouden doden. Ik woonde ook een half jaar in Antwerpen en werd daar nooit beledigd.

Sinds 2010 woon ik voorgoed in Israël; in 2012 ben ik getrouwd. Ik draag geen ultraorthodoxe kleding meer, maar ik ben nog steeds religieus. Ik studeer om rabbi en leraar te worden en ik heb al een licentie om ritueel te slachten.

De afgelopen jaren heb ik Nederland enkele keren bezocht. Ik draag altijd een capuchon als ik daar naartoe ga om zodoende mijn keppeltje te verbergen. Ik draag het rituele gebedskoord echter buiten mijn broek. Daarmee ben ik vooral voor andere joden herkenbaar, voor buitenstaanders minder.

Ik heb de kracht niet meer voor de gespannen omstandigheden in Nederland waarmee ik in aanraking kwam. Ik wil ook niet dat mijn vrouw me in conflictsituaties ziet. Als ik een keppeltje draag, dan een gehaakte, die ook kan worden aangezien voor een islamitische hoofdbedekking. Jongeren associëren vaak alleen kleine keppeltjes met Joden.

Een keer echter spuugde een Marokkaan me in de trein naar Den Haag in mijn gezicht. Een Nederlandse vrouw zag dat en was verbaasd. Ze vroeg: “Waarom deed die jongen dat?” Ik wees naar mijn keppeltje en antwoordde dat het ermee te maken zou hebben dat ik herkenbaar een Jood zou zijn. Ze vroeg: “Denkt u dat dat de reden was?” Ik antwoordde dat ik dat niet alleen zou denken, maar zou weten dat het de waarheid was. Het verbaast me dat er nog altijd Nederlanders zijn die verbaasd zijn over dit soort incidenten.

Bron:

https://heplev.wordpress.com/2013/09/23/die-antisemitischen-erfahrungen-eines-religiosen-juden-in-den-niederlanden/

Auteur: Manfred Gerstenfeld

Vertaald uit het Duits door:

E.J. Bron

(www.ejbron.wordpress.com)

24 september 2013

Comments are closed.