Het huidige Nederland is zeer veranderd vergeleken met het land van herkomst, dat velen van ons lang geleden verlaten hebben. Vele Nederlanders in Israel interesseren zich nauwelijks voor wat zich in Nederland afspeelt. Toch zijn de ontwikkelingen daar niet zonder belang voor ons, zowel individueel als ook als gemeenschap. Voor ik dit illustreer is het de moeite waard om na te gaan wat sommige belangrijke karakteristieken van onze gemeenschap in Israel zijn.
De Nederlandse gemeenschap in Israel telt naar schatting ruim 12.000 personen. Ook het aantal bezitters van een Nederlands paspoort ligt in deze orde van grootte. Hier tellen we ook een tweede generatie mee en wellicht een derde, die nooit in Nederland geleefd heeft.
Mijn – niet in Nederland geboren – kinderen en kleinkinderen, hebben vooral één soort interesse wat Nederland betreft. Als het Nederlandse voetbalelftal het internationaal goed doet, dan is er groot enthousiasme. Toen in het voorlaatste wereldkampioenschap Nederland in Zuid Afrika in de finale kwam hebben mijn zonen met vrienden op een groot scherm in hun tuin naar de wedstrijd gekeken. Winkelen in Florence betekende voor mijn twee oudste kleinzonen vooral oranje shirts uitzoeken voor zichzelf en de rest van hun familie met namen van Nederlandse spelers, met name Sneyder er op.
Er is dus, althans in onze familie, ook in de volgende generaties, nog een beperkte band met Nederland. Wijlen mijn vrouw en ik hebben altijd onderling Nederlands gesproken. Onze zonen spreken redelijk Nederlands, zij het ongeveer als een nietgeintegreerde allochtone jongere. Ze zeggen tegen iedereen “je” of “jij”. Ook tegen eerbiedwaardige personen.
Met hun accent en taalfouten zouden ze vandaag in Nederland niet erg uit de toon vallen. Mijn oudste kleinzoon weet strategisch de drie Nederlandse woorden die hij kent: ‘lekker’, ‘leuk’ en ‘gezellig,’ te plaatsen als hij met Nederlandse bezoekers spreekt. Ik ken echter ook Nederlandse echtparen hier die onderling Nederlands praten, terwijl hun kinderen niet meer dan enkele woorden Nederlands spreken.
Geen Interesse voor Nederland
In vele landen zijn er studies gedaan over de band van emigranten met hun
land van herkomst. Wie uit Nederland naar Israel emigreert heeft echter een andere relatie met het land van aankomst dan wie dat bijvoorbeeld naar Amerika doet. Naar Amerika vertrekken mensen van ‘alle gezindten’ – zoals we dat vroeger zeiden. Naar Israel komen vrijwel uitsluitend mensen met een ‘Joodse binding,’ zoals dat nu in Nederland heet. Daarop is ook de Israelische Wet op de Terugkeer gebaseerd.
Er zijn twee groepen van immigranten uit Nederland die zich nauwelijks voor Nederland interesseren. Dat gebeurt om zeer verschillende redenen. De eerste groep zijn een aantal ouderen die de Tweede Wereldoorlog in de onderduik in Nederland of in de concentratiekampen overleefd hebben. Een van de vorige Nederlandse ambassadeurs in Israel was Como van Hellenberg Hubar. Hij zei dat hij weet dat vele oud-Nederlanders niet uit Zionistische motieven naar Israel zijn gekomen, maar omdat zij zich in het naooorlogse Nederland niet op hun gemak voelden.[1] Voor sommigen ouderen hier is die uitdrukking zelfs een eufemisme.
Hetty Berg van het Joods Historisch Museum in Amsterdam heeft 100 Joodse Nederlanders en oud-Nederlanders geinterviewd over hun levensverhalen in het na-oorlogse Nederland. Dat gebeurde naar aanleiding van de tentoonstelling in 2010 “Wie niet Weg is, is Gezien. Joods Nederland na 1945”
Bij de geinterviewden waren ook enkele mensen die naar Israel zijn gekomen. Een daarvan was Judith Kool-Franken, geboren in 1927. Ik ken haar niet. Ze vertelde aan Hetty Berg over iemand die tijdens de oorlog dingen voor haar ouders bewaard had. Deze zogenaamde ‘bewarier’ heeft haar ouders, toen ze die kwamen terughalen, de deur uitgegooid en zei ‘waarom ben je eigenlijk terug gekomen.’ Ze vertelt dat toen de staat Israel werd uitgeroepen dat ze naar Israel zijn gegaan, want ze hadden in Nederland ‘niets meer te zoeken.’[2]
Berg citeert ook Gila Ban-Heertjes, in 1919 geboren. Die zei: ‘Ik wilde natuurlijk weg, de hele jeugd wilde natuurlijk weg. Het was een vlucht. Het was een verplichte vlucht. Je kon jezelf niet meer aanpassen en trouwen in Nederland. Je wilde weg.’[3]
Maar ook een aantal jongere Nederlandse immigranten hebben Nederland geestelijk vrijwel volkomen verlaten. Hun redenen zijn anders dan die van de vooroorlogse generatie. Ze zeggen ‘Wij zijn naar Israel gekomen om Israeli’s te zijn zoals andere Israeli’s. Daarom zijn ze ook vaak geen lid van de IOH. Wat ze zeggen komt erop neer dat je als je aan het Nederlandse verleden vastklampt, dat een belemmering is om een zo goed mogelijke Israeli te worden.
Een andere indicator van het geringe interesse in Nederland is dat er een zeer lage opkomst is van Nederlanders in Israel bij de Nederlandse verkiezingen. Nog geen 200 mensen hebben bij de parlementsverkiezingen verleden jaar gestemd. Dat is niet uitzonderlijk want ook bij de Franse verkiezingen waar het om de directe verkiezing van een parlementarier voor het buitenland ging was de opkomst laag. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezing was de opkomst van de Amerikanen die in Israel wonen echter hoog.
Nederlandse Karaktertrekjes
Dit gebrek aan interesse is slechts een van een aantal aspecten. De Nederlandse kolonie in Israel heeft vele Nederlandse karaktertrekjes behouden. Nederland en het Nederlandse Jodendom waar wij vandaan kwamen hielden van organisatie. Deze benadering hebben we hier ook. Wie de Nederlandse gemeenschap in Israel bekijkt, ziet dat het een van de best georganiseerde nationale gemeenschappen in Israel is, met organisaties zoals de IOH, Elah, Nini, Het Instituut voor Nederlands Joodse Geschiedenis op de Hebreeuwse universiteit, het blad Aleh, de 2 ouderhuizen in Haifa en Herzlia, etc. Een ander teken van erbij horen is dat je op Koninginnedag –binnenkort Koningsdag – bij de receptie van de Nederlandse ambassadeur vele bekenden ziet, die vaak het Wilhelmus meezingen.
Voor een aantal ouderen is er ook een band met Nederland voorzover ze nog onderduikfamilie hebben. Voor diezelfde generatie is er vaak een contact dat zich uitdrukt in het ontvangen van gelden van de WUV. Dat brengt een relatie met een Nederlandse instantie in Israel met zich mee. Sinds de restitutieonderhandelingen aan het eind van de vorige eeuw heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken kennelijk besloten meer aandacht aan de Nederlandse gemeenschap in Israel te geven. Je merkt het bijvoorbeeld in de aanwezigheid van de huidige ambassadeur bij vele Nederlands Joodse bijeenkomsten. Er is een ‘maar’ hier: Nederlanders die over de groene lijn wonen krijgen minder geld voor sociale voorzieningen dan diegenen die in het Israel van voor 1967 wonen.
Samenvattend: Er is een relatief hechte Nederlands Joodse gemeenschap in Israel. Er zijn echter twee verschillende aspecten. Wij houden hier in Israel vaak de band met andere Nederlanders vast. Het interesse voor Nederland is veelal niet meer dan als vakantieland of als land van bezoek van familieleden en kennissen. Of ook als land van oorsprong van haring, drop, hagelslag, speculaas etc. Het zou de moeite waard zijn als er een studie over de band met Nederland van de uit Nederland afkomstige oliem gedaan zou worden.
Geen Toekomst in Nederland
En nu dan over naar Nederland. Met wat zich nu in Nederland afspeelt, met betrekking tot Joden komen oude motieven weer naar voren. Ik heb onlangs enkele ‘herkenbaar Joodse’ nieuwe jonge immigranten geinterviewd. Ze vertelden me over ervaringen van hen en hun vrienden. Soms werden ze uitgescholden, soms ook mishandeld in Nederland. Dat laatste door Marokkaaanse jongeren. Er is echter een verschil met de oudste emigranten. Hun belangrijkste motief om naar Israel te komen is niet vlucht uit Nederland, maar identificatie met Israel. Ze maken dat in de gesprekken zeer duidelijk.
In mijn boek uit 2010 Het Verval, Joden in een stuurloos Nederland, citeer ik de vroegere Eurocommisaris en leider van de VVD Frits Bolkestein. Hij zegt dat Nederlandse Joden zich moeten realiseren dat er voor hen in Nederland geen toekomst meer is. Ze kunnen het beste hun kinderen aanraden naar Amerika of Israel te emigreren.[4]
Die ene alinea in mijn boek heeft in de Nederlandse media enorme aandacht gekregen. De andere bijna 300 paginas veel minder. Dat is het lot van een auteur. Die alinea heeft ook tot interviews geleid door de belangrijkste media met ‘herkenbare Joden’ die lastig gevallen worden door antisemieten, zoals gezegd veelal maar niet uitsluitend door Marokkaanse jongeren. Mijn boek, de uitspraak van Bolkestein en de mediareacties daarop hebben ook tot een parlementair debat geleid. De vraag of er veel Joodse toekomst is voor bewuste Joden in Nederland is in de afgelopen twee jaar indirect ook op allerlei andere manieren aan de orde gesteld.
Het koshere slachten is in Nederland verleden jaar nauwelijks aan een verbod ontnapt. Er is ook veel publieke kritiek op de besnijdenis. Het belangrijkste doel van de tegenstanders van rituele slacht en besnijdenis zijn de Moslims in Nederland. De Joodse gebruiken worden in deze aanvallen echter meegenomen. De Stichting Platform Israel heeft een protest brief aan de leden van de Tweede Kamer hierover gestuurd. De IOH schreef hierover een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer en de voorzitters van de fracties in de Tweede Kamer. Het was een zo radicaal voorstel dat men vond dat het ook de Nederlandse Joden in Israel aanging.
Nederlandse Geschiedsvervalsers
Het historisch revisionisme in Nederland over de geschiedenis van de tweede wereldoorlog is groeiende. De burgemeester van Bronkhorst wilde afgelopen jaar dat bij de 4 mei herdenking er ook een ceremonie was bij de graven van gevallen Duitse soldaten in het tot de gemeente behorende dorp Vorden. Onder het mom van de huidige verzoening met Duitsland wordt in Nederland geschiedsvervalsing gepleegd. De nu verspreide vervalste versie is ‘De Nazi’s waren slecht, maar veruit de meeste andere Duitsers waren het daar niet mee eens.’
Wat Duitsland in de Tweede Wereldoorlog deed kon het niet doen zonder dat een groot gedeelte van het volk er achter stond. Tentoonstellingen hebben rondgereisd die bewijs leveren voor de massamoorden op Joden begaan door delen van het Duitse leger, de Wehrmacht. Door vooral Joodse protesten werd het programma in Vorden afgezwakt. De burgemeester mocht van de rechter niet naar de Duitse graven gaan.
Nog een voorbeeld – maar er zijn er meer: in het dorp Geffen is een nieuw monument opgericht voor de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Men wilde er zowel de namen van de Nederlandse slachtoffers, incluis de Joodse, alsmede die van de daar gevallen Duitse soldaten op zetten. Na protesten werd besloten er geen namen op te zetten. In andere woorden, de namen van – met hulp van Nederlanders vermoorde – Joden mogen niet herdacht worden in de mening van deze verzoenende geschiedsvervalsers als niet ook de gesneuvelde soldaten van Europa’s meest weerzinwekkende regering herdacht worden.
Deze geschiedsvervalsing raakt ook velen hier in Israel wier familieleden door Duitsers vermoord zijn. Dat gebeurde met veel Nederlandse hulp aan het begin van de weg naar de dood. De Nederlandse regering in ballingschap had hiervoor geen interesse. Daarvoor zijn nog steeds, in tegenstelling tot de meeste andere landen Europese landen, geen excuses aangeboden.
De Neo-NSBers
Er is ook veel kritiek op Israel in Nederland die vaak in antisemitisme ontaaardt. Bij anti-Israelische demonstraties wordt ‘Hamas, Hamas, Joden aan het gas’ geroepen. Dat is overgewaaid van de voetbalvelden. De televisie en media geven geregeld de voormalige premier Dries van Agt het woord. Hij sluit de ogen of zwijgt althans over de enorme criminaliteit in de Arabische wereld. Hij past tegenover Israel extreem dubbele standaarden toe. Volgens de gangbare Europese definitie van antisemitisme is hij een anti-semiet. Van Agt is ook een promotor van de terreurbeweging Hamas, die de moord op alle Joden propageert in haar handvest.
Er zijn echter ook belangrijke onderhuidse verschijnselen waar geen aandacht aan wordt gegeven. De ontwikkelingen in Nederland wat Israel betreft zijn zonder meer zorgwekkend. Dat gaat ver uit boven wat ik tot dusverre heb vermeld. Een studie van de universiteit van Bielefeld in Duitsland in 7 Europese landen, waaronder Nederland, toont aan dat een groot aantal Europeanen denkt, dat Israel bezig is de Palestijnen uit te moorden. Het gaat hier meestal om tussen de 40% en 50% van de bevolking in die landen die dit denkt.
Het is een ongehoorde beschuldiging jegens Israel. In de twee jaar van eind 1941 tot eind 1943 zijn in de kampen Treblinka, Belzec en Sobibor twee millioen Joden door de Duitsers vermoord, waaronder een groot gedeelte van het Nederlandse Jodendom. De technologie van de moord is sindsdien heel erg ‘vooruitgegaan’ tussen aanhalingstekens. Als die beschuldiging tegen Israel waar was, was er allang geen Palestijn meer over hier. Het aantal Palestijnen is, in tegendeel, in de laatste decennia zeer gegroeid.
In Nederland ligt het aantal mensen dat gelooft dat Israel de Palestijnen aan het uitmoorden is ietsje lager dan het Europese gemiddelde. Meer dan acht en dertig procent van de bevolking denkt dat. Als je Nederlandse kinderen etc. buiten beschouwing laat, zijn dat minstens vijf miljoen Nederlanders.
Als je het duidelijk wilt stellen, zijn er vandaag in Nederland veel meer mensen met een demonisch wereldbeeld over Israel, de Joodse staat, dan er ooit NSBers geweest zijn, met een demonisch beeld over de Joden. Je zou dus miljoenen Nederlanders vandaag de dag ‘neo-NSBers’ kunnen noemen. Dit gezien het uitzonderlijk kwaadaardig antisemitische beeld dat ze van Israel hebben. Dat beeld is latent. Het drukt zich niet of nauwelijks uit in aggressieve handelingen jegens Joden of Israeli’s. Maar voor de tweede wereldoorlog was ook het door de Duitsers beinvloede beeld van de NSBers over de Joden in Nederland latent. Het uitte zich niet in aggressie tegen de Joden. Wat latent is kan op een bepaald moment, als de omstandigheden daarvoor geschikt zijn, gewelddadig uitbreken.
Hoe is dit beeld ontstaan? Wie zijn de Nederlandse verkondigers van Israelhaat, die dit op hun geweten hebben? Het is duidelijk dat delen van de televisie, vele kranten, sommige politici, ontwikkelingshulporganisaties, kerkelijke leiders, etc. hier een rol in hebben gespeeld. Dat is nauwelijks bestudeerd.
Wie kan hier iets aan doen?
De vraag komt dan op wie hier iets aan kan of zou moeten doen? Wat doet de Israelische ambassade? Wat doet een organisatie als het CIDI en waarom doet de Nederlandse Joodse gemeenschap niet meer? Dat zijn goede vragen. Ik ben maar gedeeltelijk tot een antwoord gekomen.
De ambassadeur en de andere Israelische diplomaten spreken de Nederlandse taal niet. Ze komen voor een paar jaar naar Nederland. Ze kennen de Nederlandse cultuur niet of nauwelijks. En zelfs dan zijn er voor een ambassade enorme beperkingen. Het is voor de Israelische ambassadeur moeilijk om Van Agt goed aan de kaak te stellen als hij zijn boek en teksten niet kan lezen.
Het CIDI wordt vaak als de Israelische lobby in Nederland gezien. Het CIDI zegt dat het zich bezig houdt met twee verschillende onderwerpen, de bestrijding van het antisemitisime in Nederland en het verspreiden van het Israelische standpunt in Nederland. Wat de bestrijding van het antisemitisme betreft doet het CIDI vaak maar niet altijd redelijk werk. Dat kan men ook in de gedetailleerde jaarlijkse rapporten over het antisemitisme lezen.
Wat het verspreiden van het Israelische standpunt betreft schiet het CIDI zwaar tekort. Voor een gedeelte hiervan bestaan goede redenen. Het CIDI heeft grote beperkingen wat betreft handelen jegens de media betreft. Het wil de media te vriend houden. Dan kan het soms opinieartikelen plaatsen of zorgen dat CIDI persberichten opgenomen worden. Dat maakt het voor het CIDI vrijwel onmogelijk om de Nederlandse media zwaar aan te vallen als die soms extreme vuiligheid, knoeiwerk of haatpropaganda jegens Israel afleveren. CIDI moet met de media zoals het Nederlandse spreekwoord dat zo mooi zegt ‘door een deur kunnen.’ In Nederland moet iedereen met iedereen door een deur kunnen. Ook de Joden met de miljoenen neo-NSBers.
Nederland Poepland
Ik zal een voorbeeld van mediaknoeiwerk geven. In het dagblad Trouw – dat beweert een kwaliteitsblad te zijn – verscheen in augustus van het afgelopen jaar een van de vele flut-artikelen die daar en elders gepubliceerd worden. De titel was ‘Israel is een anti-sociaal land geworden.’[5] De tekst bestond grotendeels uit beschuldigingen tegen de Israelische regering door drie nogal willekeurige Israeli’s. Een daarvan had zelfmoord gepleegd. Een tweede was een tekstschrijver die aan anti-regeringsdemonstraties had deelgenomen. De derde is het hoofd van een Israelische organisatie die dienstplicht voor allen wil bevorderen.
Ik dacht, dat als niemand dit flutartikel aan de kaak stelde dat ik het dan zelf maar moest doen. Er is in Nederland een grote blog: de Dagelijkse Standaard. Ik heb er een stuk in geschreven waarin ik liet zien dat men met dezelfde methodes die Trouw jegens Israel gebruikte over Nederland een stuk kon schrijven onder de titel “Nederland is een vies land geworden.” Ik citeerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat schreef dat in Nederland hondenpoep al jaren volksergernis nummer één is.[6] In meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten klagen burgers met regelmaat over de overlast die hondenkeutels veroorzaken.[7]
Een beduidend gedeelte van de uitwerpselen op de Amsterdamse straten is van mensen afkomstig. In de parken en straten van het centrum betreft het 20% van de op straat liggende faecalien. De uitwerpselen die honden eten zijn meestal van mensen afkomstig. Nogal verrassend: de klachten over het probleem van de hondenpoep waren niet afkomstig van de bewoners of politici maar van de Amsterdamse afdeling van de Dierenbescherming. Ze maken zich zorgen over drugs in menselijke uitwerpselen die gevaarlijk zijn voor honden. Af en toe moeten die naar de intensive care van ziekenhuizen gebracht worden waar hun maag uitgepompt wordt.[8]
In dit met voetnoten goed gedocumenteerde artikel gaf ik nog wat voorbeelden van hoe uitwerpselen een belangrijke plaats in in de Nederlandse maatschappij innemen. Ik zal u de verdere details besparen. Ik schreef als conclusie dat mijn tekst over de uitwerpselen in Nederland veel beter gedocumenteerd was dan het artikel in Trouw over Israel. Een gedeelte van mijn informatie hierover is immers van belangrijke organisaties afkomstig en de rest zijn feiten die in vele media vermeld zijn. Daarentegen baseert de Trouwjournalist zich in zijn conclusies op de opinies van slechts drie niet erg representatieve mensen.
Meestal herinneren mensen zich al gauw niets of heel weinig van lezingen. Wellicht dat het onderwerp ‘Nederland poep-land’ U van vanavond het langste bij zal blijven.
Wat het CIDI wel had kunnen doen
Het CIDI had het artikel dat ik schreef niet kunnen publiceren. Dan konden ze niet langer met Trouw door een deur. Maar het CIDI schiet ook tekort op vele zaken waar het wel iets aan had moeten doen. Je kunt op hun website af en toe informatie vinden over antisemitische opmerkingen van Van Agt. Je zult er geen gedetailleerde analyse vinden waarom Van Agt een antisemiet is. Dat is niet zo moeilijk voor een professionele organisatie om aan te tonen. Om dit te bewijzen moet men een aantal van zijn opmerkingen naast de Europese definitie van het antisemitisme leggen.
Men kan bij het CIDI weinig systematisch vinden over het extreme anti-Israelisme and antisemitisme in Moslimlanden. Vele extreme opmerkingen daar zijn vaak met het antisemitisme van de Nazi’s vergelijkbaar zoals verschillende auteurs aangetoond hebben. Sterker nog: ik kon niets vinden op de website over de studie van de universiteit van Bielefeld en de vijf miljoen Nederlandse neo-NSBers.
Men had ook van het CIDI kunnen verwachten dat het voor een duidelijke definitie zou zorgen over de relatie die de Joodse gemeenschap in Nederland met moslimorganisaties zou moeten onderhouden. Daaronder vallen ook voorstellen tot actie jegens het anti-Israelische haatgedrag van sommige Marokkanen die tot het Joods-Marokkaans Netwerk behoren.
Er is bovendien een duidelijk tekort aan bewogen Joden in Nederland die de Israelische positie willen en kunnen uitleggen. Er wordt wel wat gedaan, maar veel te weinig. Toen de klacht tegen het Israelische hek voor het internationale gerechtshof in Den Haag kwam hebben Christenen voor Israel gedemonstreerd. Er waren nauwelijks Joden bij de demonstratie. Dat past ook in een lange Nederlands Joodse traditie van veel sociaal besef en weinig politek benul.
Gedeeltelijke Afroming
Er heeft tientallen jaren lang een gedeeltelijke afroming van de Nederlandse Joodse gemeenschap plaats gevonden. Er waren in Israel 250 plus aanwezigen op een reunie van de Joodse HBS en het Joods Lyceum Maimonides. Een groot gedeelte van de meest bewuste Joden in Nederland is op de Joodse scholen geweest. Een van de organisatoren van de reunie zei me dat ze de namen hebben van nog eens 200 ex-leerlingen die in Israel wonen. Bovendien zijn er ook veel ex-leerlingen van deze scholen naar andere landen geëmigreerd.
Van mijn klas van 14 eindexamen kandidaten in 1954 hebben er 10 het grootste gedeelte van hun leven niet in Nederland doorgebracht. Zes zijn naar Israel gegaan, 3 naar Amerika en 1 naar Zwitserland. In de klassen boven en onder mij is waarschijnlijk ook de meerderheid geëmigreerd.
De vele duizenden Nederlanders in Israel vormen niet een willekeurige selectie uit Joods Nederland. Ze behoren waarschijnlijk vooral tot de meer bewuste Joden.
Israel staat onder zware druk in Europa. Het wordt massief gedemoniseerd. Dat gebeurt met dezelfde kernmotieven waarmee het antisemitisme vroeger en nu weer de Joden demoniseerde. Dat geldt ook voor Nederland. Dat brengt een morele verantwoordelijkheid met zich mee voor de georganiseerde gemeenschappen in Israel afkomstig uit de Europese landen. Er zijn in het nogal verre verleden pogingen geweest om iets te ondernemen in de Nederlandse gemeenschap hier met betrekking tot deze demonisering. Nu is er een enkeling, Yochanan Visser, die veel werk verzet met sommige medewerkers.
Om te besluiten: Het lijkt mij dat de tijd gekomen is dat de georganiseerde Nederlands-Joodse gemeenschap in Israel zich over deze problematiek begint te buigen om te zien wat er gedaan moet en kan worden.
[1] Miriam Dubi Gazan, ‘Como van Helleberg Hubar en de mythe van de “goede Nederlander”’, Joods Journaal, winter 2000.
[2] Hetty Berg en Bart Wallet (red.), Wie niet weg is, is gezien. Joods Nederland na 1945, (Zwolle: Waanders, Jods Historisch Museum, 2010), 35.
[3] Ibid.
[4] Manfred Gerstenfeld, Het Verval, Joden in een Stuurloos Nederland, (Amsterdam: Van Praag, 2010) 109.
[5] Laurens Samsom, ‘Israel is een asociaal land geworden’, Trouw, 11 augustus 2012.
[6] ‘Meerderheid gemeenten heeft last van poep’, Telegraaf, 19 januari 2012.
[7] Ibid.
[8] ‘Twintig proces van poep op straat is van mensen’, Telegraaf, 30 augustus 2011.
14 februari 2013