Sarajevo, juli 2013. Joodse deelnemers aan een interreligieuze conferentie in Sarajevo zeggen de Kaddisj (gebed voor de doden) op aan de graven van slachtoffers van de massacre van 1995 in Srebrenica (foto: CMJ / bron: JTA)
Laatst bijgewerkt: maandag, 3 februari 2014 om 05u58'
Manfred Gerstenfeld interviewt Ivan Cerejsnes
“In tijden van oorlog, worden Joodse gemeenschappen vaak zowel zondebokken als slachtoffers van strijdende partijen. Tijdens de burgeroorlog in Bosnië-Herzegovina in het eerste deel van de negentiger jaren van de vorige eeuw gebeurde het tegenovergestelde. De Joodse gemeenschap in de hoofdstad Sarajevo verstrekte humanitaire diensten aan mensen van alle religies en werd gerespecteerd door de drie strijdende partijen, moslims, orthodoxe Serviërs en rooms-katholieke Kroaten.”
Ivan Ceresnjes (plaatje rechts), een architect die tegenwoordig in Jeruzalem woont, was voorzitter van de Joodse gemeenschap van Sarajevo ten tijde van die oorlog. Hij was ook vice-president van de Joegoslavische Federatie van Joodse Gemeenschappen.
Ceresnjes vervolgt: “Het Bosnisch-Servische militaire offensief voor de controle van Sarajevo begon op 6 april 1992. De soldaten schoten vanaf drie kanten op de stad. Drie weken later, was de belegering van de stad compleet. In maart marcheerden de burgers van de verschillende religies nog samen in Sarajevo voor vrede in Bosnië.
“Ik woonde namens de Joodse gemeenschap een vergadering bij van NGO’s van alle religies, waar ook vertegenwoordigers van het Rode Kruis aanwezig waren. In 1990 hadden we een liefdadigheidsinstelling van de Joodse gemeenschap La Benevolencija, die werd opgericht in 1892, nieuw leven ingeblazen. In 1946 werd deze verboden door de Joegoslavische communistische regering.
“Na die vergadering reageerde slechts één buitenlandse NGO met name het Amerikaanse Joint Distribution Committee (JDC). Zij ondersteunden de Joegoslavische Joodse gemeenschap reeds sinds 1920 als onderdeel van hun reguliere activiteiten die ze continueerden. Hoewel de JDC niet voorbereid was op de mogelijke uitbarsting van de vijandelijkheden, handelde ze snel.
“Op de eerste mei van 1992 laaide de slag om Sarajevo op en de stad was nu helemaal omsingeld. Er waren veel branden in de stad. Mensen beschoten elkaar over de rivier heen. Er lagen overal lijken verspreid. Wekenlang lag in een pansterwagen dicht bij de rivier het lijk van een jonge Servische soldaat omdat niemand hem eruit durfde te halen.
“Een van de plaatsen waarvandaan de Bosnische Serviërs de stad beschoten, was de oude Joodse begraafplaats, die werd beschadigd tijdens de oorlog. Deze ligt op onstabiele grond op een heuvel en dreigt de komende decennia helemaal te verdwijnen.
“Met een auto verzamelden we Joodse vrijwilligers in het nieuwe gedeelte van de stad en brachten hen elke dag naar ons gemeenschapscentrum. Er heerste een enorme verwarring, maar sommige voedselleveranciers bleven in de stad en met geld van het JDC kochten we voedsel en medicijnen. La Benevolencija opende een apotheek in het Joodse gemeenschapscentrum waar diegenen die erin slaagden om het te bereiken, gratis medicijnen konden krijgen. De druk werd al snel te groot en we benaderden de islamitische eigenaar van een ijzerwinkel aan de overzijde van de weg die niet meer operationeel was, met de vraag of we de apotheek daarheen konden verplaatsen. Hij liet ons zijn winkel gratis gebruiken.
“La Benevolencija hield ook twee extra gratis apotheken open elders in de stad. Later zijn we ook begonnen met de distributie van gratis voedsel aan iedereen die kwam, ongeacht van welke religie. De rooms-katholieke liefdadigheidsinstellingen zorgden exclusief voor de katholieken tenzij men bereid was om zich te bekeren. De islamitische liefdadigheidsinstellingen zorgden enkel voor de moslims. Niemand gaf om de orthodoxe Serviërs, omdat ze als vijanden werden beschouwd. Vooral mensen uit de Oude Stad, die elders werden geweigerd, kwamen naar ons toe. Anderen durfden niet vanwege de schietpartijen. In het Joodse gemeenschapscentrum, werd een bord opgehangen dat duidelijk maakte dat hier geen politiek mocht worden besproken.
“Na verloop van tijd hebben we de ‘Vrienden van La Benevolencija’ opgericht om steun te zoeken bij organisaties in het buitenland. De eerste was in Nederland waar de overheid ook donaties gaf. Er waren ook dergelijke organisaties in Zwitserland, Duitsland en Frankrijk. Het grootste probleem was echter transport. Slechts heel zelden kregen we wat hulp van de Verenigde Naties die in de stad gestationeerd waren.
“Meestal huurde ik particuliere vrachtwageneigenaars waarvan we een konvooi samenstelden. Tijdens de slag om Sarajevo, die duurde van april 1992 tot november 1995, zijn we erin geslaagd om honderdduizend ton materiaal binnen te brengen. Het was ook moeilijk om benzine te vinden, die overal het belangrijkste product was en door iedereen werd gestolen. We stuurden de konvooien bijna altijd langs de Bosnisch-Kroatische kant. Twee keer hebben we het grondgebied van de Bosnische Serviërs gebruikt als ons punt van oorsprong.
“Om deze konvooien door de checkpoints te krijgen, moesten we de strijdende partijen informeren dat de vrachtwagens enkel voedsel en medicijnen bevatten. We moesten hen ook een lijst leveren met al de vervoerde goederen. Ze verboden waardevolle artikelen zoals chocolade, koffie, sigaretten en cosmetica. We realiseerden ons al snel dat we geen eiwitrijk voedsel kregen zoals vlees, maar enkel pasta, bonen en olie. De Fransen brachten met twee vrachtwagens flessenwater omdat ze terecht aannamen dat de watervoorziening zou worden gestopt.”
Ceresnjes besluit met het vermelden van een andere belangrijke bijdrage van het JDC. “Ze gaven ons een radiostation waar al diegenen die zich in Sarajevo verschanst hielden met hun familieleden in het buitenland konden communiceren. De JDC betaalde ook de telefoonrekeningen.”
Interview door Dr. Manfred Gerstenfeld
Dr. Manfred Gerstenfeld is lid van de Raad van Bestuur van het Jerusalem Centrum voor Publieke Aangelegenheden (JCPA), die hij 12 jaar heeft voorgezeten. Hij heeft meer dan 20 boeken gepubliceerd. Een aantal behandelt het anti-Israëlisme en het antisemitisme.
Ingangspoort van de eeuwenoude Joods-Sefardische begraafplaats die in 1630 (5390) werd aangelegd op de hellingen van Borak in Sarajevo, Bosnië. Tijdens de burgeroorlog van de jaren 1990 namen Bosnische Serviërs vanuit deze oude begraafplaats de stad onder vuur en raakte deze aldus zwaar beschadigd. In deze begraafplaats werd tevens een monument opgericht voor diegenen die zijn omgekomen in de handen van de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog [bron: hier en hier]
Bronnen:
- Arutz Sheva:
♦ How the Sarajevo Jewish Community Extended Humanitarian Aid during the 1990s Civil War – Manfred Gerstenfeld interviews Ivan Cerejsnes [lezen] - Jerusalem Center for Public Affairs (JCPA):
♦ Bosnian Jewry: A Small Community Meets a Unique Challenge During the 1990s War – Manfred Gerstenfeld interviews Ivan Cerejsnes [lezen]
31 januari 2014