De barbaarse moorden in Oslo en op het eiland van Utoya door Anders Breivik hebben een gigantische publiciteit gekregen. Velen spraken hun medeleven met de slachtoffers en het Noorse volk uit.
In Israël betuigden President Shimon Peres en premier Binyamin Netanjahu alsmede andere leden van het kabinet hun deelname aan de Noorse leiders. Kort na de aanslagen heeft de Israëlische ambassade in Oslo de eigen vlag halfstok gehangen uit medeleven met de tragedie in het gastland. Een dergelijke geste is diplomatiek niet gebruikelijk. Israël bood Noorwegen ook hulp aan. Hiervoor werd dank uitgesproken zonder die aan te nemen.
Ook vele Israëli’s, gewend aan terreur, voelden mee met de Noren. Ze begrepen ook dat in een klein land relatief veel bewoners slachtoffers kennen. Ik neem aan dat, net als ikzelf, diegenen die Noorse kennissen hebben hun deelname aan hen hebben betuigd.
Voor wie Noorwegen kent leek het waarschijnlijk dat op de een of andere manier enige Israëlische aspecten in de discussie naar voren zouden komen. De Noorse culturele elite heeft immers een obsessie met Israël. In ‘s lands kranten wordt het kleine en ver afgelegen Israël waarschijnlijk vaker vermeld dan het grote Rusland waarmee Noorwegen een gemeenschappelijke grens heeft.
Het duurde inderdaad niet lang voor bekend werd dat in het jeugdkamp op Utoya — georganiseerd door de jongerenbeweging AUF van de Arbeiderspartij — de jeugdige deelnemers frequent opgehitst werden tegen Israël. De minister van buitenlandse zaken Jonas Gahr Stoere kwam op bezoek en zei onder andere dat Israël het veiligheidshek naar beneden moest halen. Hij wist heel goed dat deze barriere opgericht was om Palestijnse terreuraanslagen te voorkomen. Stoere was dus, een dag voor de aanslagen, terreurbevorderend bezig.
Toen ik Oslo verleden jaar bezocht had ik afspraken met de leiders van de drie grote oppositiepartijen in de Storting, het Noorse parlement. Het gebrek aan veiligheid daar viel me op. Ik vergeleek het niet met de Knesset, maar bijvoorbeeld met de Tweede Kamer. De enige plaatsen waar veiligheidsmaatregelen opvielen waren enkele ambassades, waaronder de Israëlische, en vooral de gebouwen van de Joodse gemeente. De straat is afgezet voor auto’s en wordt bewaakt door agenten. In 2006 werd de synagoge beschoten door een allochtoon van Pakistaanse afkomst.
Noorwegen is in de laatste decennia zeer tolerant geweest voor allerlei extremisten. De houding jegens antisemitische extremisten is vaak een goed voorbeeld. Tore Tvedt, ‘s lands bekendste neonazi had in de grootste krant van Noorwegen Verdens Gang – wier gebouw bij Breiviks aanslag getroffen werd — gezegd ‘de Joden zijn onze grootste vijand, zij hebben onze mensen vermoord. Het zijn kwaadaardige moordenaars, het zijn geen mensen en ze moeten er uit gegooid worden.’ Waarom drukte de krant dit af? In 2007 vond de districtsrechtbank Tvedt niet schuldig aan anti-Joodse ophitsing. Later verwierp het Hooggerechtshof deze uitspraak.
Het Hooggerechtshof sprak een andere rechtse extremist Terje Sjolie vrij op grond van het feit dat Noorwegen vrijheid van meningsuiting kent. Hij had gezegd dat Joden bezig waren het land te vernietigen. In 2008 besloot het Comité voor de Eliminatie van Rassendiscriminatie van de Verenigde Naties dat Sjolies woorden de internationale conventie over de eliminatie van alle vormen van rassendiscriminatie had geschonden die Noorwegen meeondertekend heeft. Het Comité droeg de Noorse regering op ruime publiciteit aan dit oordeel te geven.
Er wordt weinig over Noorwegen geschreven. Daardoor heeft zich de mythe kunnen ontwikkelen dat het een land is van persvrijheid, democratie, gelijkheid, humaniteit en hoge moraal. Wie achter de schermen kijkt ziet het anders.
In mijn boek ‘Het Verval, Joden in een Stuurloos Nederland’ heb ik geïllustreerd hoe houdingen tegenover Joden als een lens gebruikt kunnen worden om de Nederlandse maatschappij beter te begrijpen. Hetzelfde principe kan aangewend worden om Noorwegen te analyseren. Dit ondanks het feit dat er minder dan 2000 Joden wonen en de twee gemeenten in Oslo en Trondheim slechts 800 leden hebben.
In juni werd een studie gepubliceerd over racisme op middelbare scholen in Oslo. Er stond in dat een derde van de Joodse leerlingen minstens twee of drie maal per maand verbaal of gewelddadig lastig gevallen wordt. Het probleem is veel groter voor Joden dan voor enige andere bevolkingsgroep en lijkt extreem voor West Europa. Het is al een jaar of tien jaar bekend, maar de autoriteiten hebben er niets aan gedaan.
De dominerende karaktertrek van de Noorse culturele elite is het vrijwel totale gebrek aan zelfkritiek. Onder hen bevindt zich een beduidend aantal Israël-haters. Een aantal ministers van de Links-Socialisten en de Arbeiderspartij zijn ‘deeltijdantisemieten.’ Het anti-Israëlisme van de staatsomroep NRK, wordt officieel goedgekeurd door de Omroepraad. De Noorse media munten uit door hun gebrek aan professionaliteit, oppervlakkigheid en hun ‘politiek correct’ gedrag. Zij zijn grotendeels anti-Israëlisch. Er is ook veel anti-Israëlisme op de universiteiten. De vakverenigingen kunnen ook als Israël-bashing organisaties beschreven worden. Sommige Lutheraanse bisschoppen verspreiden haat tegen Israël.
De tragedie van de massamoord op Utoya is zo groot dat er op het ogenblik terecht niet veel aandacht aan wordt gegeven aan het ophitsen aldaar van kinderen vanaf 14 jaar tegen Israël. De leider van de AUF is een anti-Israëlische fanaticus. Er zijn persfoto’s van het kamp waar minister Stoere een groot spandoek waarop Boycot Israël staat bekijkt en hoe de jongeren Gazaflotillaatje spelen.
Gelukkig heeft Israël ook een aantal trouwe vrienden in Noorwegen. Men vindt ze vooral in de oppositiepartijen als ook onder Zionistische Christenen. Ze kunnen echter de continue haatspuierij door de anti-Israëlische ophitsers niet compenseren en worden door de culturele elite met de nek aangekeken.
Noorwegen rouwt nu, is verward, vraagt zich af hoe zo iets ‘on-Noors’ als deze aanslagen kon gebeuren en hoe het land hierdoor zal veranderen. De moeilijkst te beantwoorden vraag is tot hoeveel hoogstnodige zelfkritiek de autoriteiten en de culturele elite in staat zijn. Wie nog niets begrepen heeft is de Noorse ambassadeur in Israël, Svein Sevje. Hij suggereerde enkele dagen na de moorden dat het Palestijnse terrorisme tegen Israëlies gerechtvaardigd was
3 augustus 2011